dinsdag 4 november 2008

101 Z

Gedicht opgedragen aan Frédéric Leroy.


Het is zover. Het is te veel en veel te laat
en er was niemand om het te markeren, hoe

alle voedsel te voorradig was, zo alle
nuchterheid ons lijf uit kreeg, zo alle
honger in ons hoofd is komen stelen.

Zo plots is het gekomen dat ons, sans soupçon,
enkel één honger rest: drift. Om in mekaar
te jagen op een drift naar het bedrijven
van te veel en veel te diep gevoelde

liefde heet dat ding geloof ik, dat ons
zo stuurloos maakt, heel lief dat wel
maar helemaal op drift.

vrijdag 31 oktober 2008

97 Y

Gedicht opgedragen aan Wouter Rogiest.


Toen het laken kreukte
nam je mijn hand gebarend vast.
Of ik stopte, kalm kon zijn:
any minute now, pranzo is served.
Maar ook of ik onder de coating
nog tijger vond, klauwerde, weer-

werk bood, dwars door geboden heen
prikken kon. Hoezeer ik iets wou,
het hard wouhet desnoods met geweld,
het desnoods op zich: ik, die jou wou.

Toen het laken uiteindelijk scheurde
nam je er niet de minste aanstoot aan.

donderdag 23 oktober 2008

89 X

Gedicht opgedragen aan Raymond van het Groenewoud.


Twee voor koffie, suiker, melk.
Alle andere koppen
getallenzijn fiction voor
ons vlees: te hovaardig, te

krant, veel te groot. En je moet
niet vrezen: niets telt af. Zelfs
alleen wil ik nieuws voor twee.

vrijdag 17 oktober 2008

83 W

Gedicht opgedragen aan Barbara Van Ransbeeck.


Elk koppel heeft zo'n nummer.
Zo één om te slikken, te zwijgen,
te praten van toen. Eentje dat niet
passeert. Er nog steeds toe doet.

Van één tel: evocatie,
zo snel komt het op, elke
ochtend is anders, je kop
loopt vol aanraking, rent, houdt

halt bij mani op tafel, je
vingers erronder zelfs één
door mijn oor. Je zal drinken
en ik zal in jou zijn, bij
jou als de koffie die past
in een lied dat nooit sterft.

maandag 13 oktober 2008

79 V

Gedicht opgedragen aan Ivo Van Strijtem.


De stilte, bezwerend, de wekker (nee!)
staat al weer uit. De dag heeft geen
nood aan geluid, vraagt geen woord.

Als vermoord: dos tranquilli, niet doods
maar onschuldig, onwoedend; ongroot.
Zijn zo klaar voor de dag, voor mekaar:
straks rechtop, nu nog hier, tot ons

zwijgen een huid wordt, onverdeeld
ingebeeld als een slaapzak voor twee
om als een lijfspreuk in op te staan.

dinsdag 7 oktober 2008

73 U

Gedicht opgedragen aan Herman Brusselmans.


Een ouder verliezen,
geen sinecure.

En zeker niet
als het een moeder is,
en jij een man bent.

's Avonds de man zijn,
jezelf zien als macho
je vader, maar dan

in kikvorsperspectief.

's Anderendaags verstild
ontwaken met je zieke
verzwakte moeder terug
onder de ogen, maar dan
in de spiegel.

zondag 5 oktober 2008

71 T

Gedicht opgedragen aan Luuk Gruwez.


Zij nam thee, hij nam koffie.
Nipte glas, nipte tas
aan een glazen, een stenen oor.
Geen gekruis geen geritsel
nam hen vastenkel piatto
con cucchiaino, om alvast
iets gemeen te hebben, er misschien
na de tast iets gemeens

over te zeggen. Tot hij wenkte,
en zij terug verzoend
zonder praten met hem klonk.

woensdag 1 oktober 2008

67 S

Gedicht opgedragen aan Stijn Vranken.


Zo gaat dat, ontwaken:
twee contingenten naast elkaar,
twice unconditionally mekaar.

Hulsels, twee skinny bags,
gevuld door opscheppers
in restaurants waar restjes
menselijk zijn. Deze kater

heet leven, we houden de dood
met een vlies van ons lijf.
Staan straks op met organen op zak
bij gebrek aan een kluis
om ze in op te bergen.
Slechts één listons geheimrest en
redt ons nog. Blijf nog even
om onder dit laken te voelen
of mijn hart me mist, daar in jou,
mooiste harnas dat ik ken.

donderdag 25 september 2008

61 R

Gedicht opgedragen aan Jan Pollet.


De dag begon. Goed praten had je,
brak een ei, versneed het brood
dat ik gekneed had tot je vingers
om in de dooier te gaan pikken.
Leek hier niet alles op ontbijt
tot jij het mes nam en het richtte?

Je keek baldadig, suggereerde:
"Om mee te prikken in je veel
te grote hoofd voor je het
breekt over geweldige ideeën."

Ik lachte, nam het woord en liep.
Sprak van pensieri enkel uit
wat jij me wees: de audit straks,
de nieuwe velg, om acht uur thuis.
Verzweeg mijn ma, de hond, en
alles anders dat al dood of
al verloren was toen ik
ontwaakte aan jouw zij
en de dag begon.

dinsdag 23 september 2008

59 Q

Gedicht opgedragen aan Arne Schoenvuur.


Nee niet met mij ontbeet jij
oog in oog. Ik zat niet recht,
bleef niet alert: ik gaf mijn
lijf maar niet mijn geestdie laatste

dook, nam zich de nacht, verdacht
de ochtend van conspiracy
om mijn wild dromen te onttoveren,
mijn hoogste komen aan jouw meet
te gaan beschrijven nelle stelle
en and're zichten ver van hier.

Terwijl ik vlees blijf, chair de ma chair.
Dat hette wetenjij was, niemand
minder in die droom met wie ik was:
minstens jouw lijf met dat van mij,
net als nu hier, wij twee gestoeld,
waar ik

in nochtans echte vorm van leven
eindelijk boven kom te zweven,
met iets dat trouw aan inner life
een stil ontbijt zo edel maakt.

woensdag 17 september 2008

53 P

Gedicht opgedragen aan Miriam Van hee.


Kort voor ik naar mijn werk vertrok
en jij was weg naar dat van jou.
Ik ben niet lang alleen geweest,
maar het leek eindeloos versteend:

de ochtend viel verkapt in twee.

In pre (jij/ik) en post (travaux)
en ik ertussenin gedropt,
a child in time bevangen door
de ledigheid, gedachtenis
(mijn moeder in memoriam
ach wat een vod was zij op 't laatst)
en hoe gevoel zich eigenwijs
door gangen wroet in deze kop,
ik niet kan weten of ik net
voor ik dit dacht zwaarmoedig was
of ik het werd bij dit gepeins.

En, dat het eens gedaan moet zijn
met pogen: niets verslaat de tijd
tenzij twee verzen in repeat,
kort voor ik naar mijn werk vertrok
en jij was weg naar dat van jou.

donderdag 11 september 2008

47 O

Gedicht opgedragen aan Peter Verhelst.


Uit de liggende tweespalt van planken
rees vanmorgen gestalte die stond
zoals jij, qua gedaante dezelfde
maar niet in de geest. Zei je amen

of was dat zijn vraag om de ramen
open te doen? Hij stamelde dwars
door het deurgat heen, tastte zwart
in de scheerzak, ontdekte een mes
en dat hielp: gladde kin, hij herpakte

jou terug, hij werd jou, kwam toen terug
om mij open te vouwen met meukenlasciva
est nobis pagina, vita proba est. Plots
terug zoel deze schraag die ons bed heet
en die je me blijkbaar hebt gebracht
om haar met jouw twee zelven in beurtrol te delen.

zondag 7 september 2008

43 N

Gedicht opgedragen aan Dirk Elst.


Het is begonnen met een afgebonden hand.
Ik kon nog schrijven in mijn hoofd
maar kreeg geen letter meer op papier.

Het blok was hier. Het kroop omhoog
langs beide armen, bevroor mijn vingers,
vrat zich er vlijmend zuur doorheen.
Ze separeerden van mijn vuist,
tien flenters vlees flaneerden
even door de lucht, graveerden
diep in een verbeelde blok graniet
in net die vorm van net dat teken,

de beginletter van jouw naam.
In lower case, dat wel mijn lief,
en niet toevallig in het oude Grieks,
een dode taal. Een λ. Zo kort,
gevangen en toch lief, en stil.
Zo mat de dood zich dan geen zin,
maar minstens toch de mooiste
vorm van een karakter aan.

vrijdag 5 september 2008

41 M

Gedicht opgedragen aan Marie Meeusen.


Er is een dagdroom om voor in te slapen
kort voor ik slaap naast jou
waarin ik een stoel voor je aanschuif en jij
er uit de grond van mijn hart op verrijst,
aanwezig komt zijn morgenvroeg, dat unbridgeable

plateau in ons midden komt dekken en schittert.
Ongedwongen als altijd als vroeger de radio
opstond en jij ook en jij me kwam zoenen,
een blije vers voor de dag en zoveel echter

gekomen dan zonet, te kort in mij, plots in slaap;
jij, idioom zoals sneeuw voor 't ontbijt.

maandag 1 september 2008

37 L

Gedicht opgedragen aan Bart Moeyaert.


Ik wil wakker worden en jou zoeken.
Wakker worden, terwijl ik al uit bed
en al met due piedi
onder mijn corpo door beweeg
en al besef dat ik jou zoek
nog voor mijn ogen open zijnhet moet.

Nog voor het daglicht mijn geheugen leegt
wil ik je tonen hoe ik je 's nachts begeer,
je wangen streel, er niet op mep,
het met je meen, je kussen steel.
We kunnen er allebei
veel van leren voor overdag.

dinsdag 26 augustus 2008

31 K

Gedicht opgedragen aan Michel Krott.


Ik was zoon, had een vader.
Geloofde in naam van een geest
in een fee die nu, minstens straks,
in dit land zou incarneren,
terwijl ik, moi, me rustig
met opgroeien bezig hield.

Dazed and confused to find out later
that language's borders are
but a thin string in the eye
of the young beholder.
Found myself expecting my own true love
in qualsiasi paese, les étoiles and beyond.

Et cetera, de ramen waarvoor
Godot op verschijnen stond.
Ad infinitum, nieuwe bramen om te plukken
aan mezelf tot ik, bij wijze van amen
aan dit gebed, onsplitsbaar werd,
mezelf tegenkwam in eenendertig,
relikwie van driestrofige eentalligheid
ad perpetuum.

zondag 24 augustus 2008

29 J

Gedicht opgedragen aan Lies Van Gasse.


Het is nacht, mijn mond ligt open
als een holster met mijn gezicht
er in de trekken van mijn jaren
omheen gelegd.

Er wachten vogels in de nacht.
Er slapen jagers die de jacht
tot openen, maar niet
tot sluiten kunnen dwingen.

Ik ken geen tijd. No time.
Ik wacht, zoek naar de ochtend
in het licht om het te vangen
voor het me ontglipt.

maandag 18 augustus 2008

23 I

Gedicht opgedragen aan Gerrit Komrij.


In parting from you now,
thus much let me avow:

Verkleinend ogen blikken groen
wanneer ze lachen op dit punt.

Toch trekken stuipen
langs de boog van onze mond,
als parabolen die gevangen zitten
in een recursieve vergelijking.

Ik houd gedachten in me staand
aan een skelet met opgeheven schedel,
en raak verstrengeld in berekening,
voel een zeer aan te vechten nood aan
koffie binnenshuis, aan de gerust-
stelling van cijfers in mijn hoofd
en aan de luchtige vrij-
blijvendheid van dood,

maar blijf toch staan, hier
op de drempel en ik zwaai,
ik zwaai je uit.

donderdag 14 augustus 2008

19 H

Gedicht opgedragen aan Ivo Allewaert.


Als ik alles op los otros zou verhalen
dan bleef er niets over om in te slaan.

Geen eigen ruiten om glas uit te snijden,
geen eigen vel om met sunlight en
schuursponzen bloot in te staan.

Dus blijf ik verkrijgen, heremietkreeft,
sta op en herinner de feiten, verdachten

en wacht. Zoals een geschiedenisboek
op revolte, een USB-stick op een vinder.

Een cocon om een vlinder, desnoods
een granaat op onsteking: een drang

om de canon in duizend stukjes te breken
en er jou, als καινόν uit γέρον, een
stoofpot mee te prepareren.

dinsdag 12 augustus 2008

17 G

Gedicht opgedragen aan Wouter Steyaert.


Er spookt een meisje door mijn hoofd
dat a qualsiasi prezzo, in whatever month
hier had kunnen zijn, mais pas aujourd'hui.

Ze stapt met mij uit bed (niet het mijne),
kruist blikken met een spiegel
die eventueel nog van mij had kunnen zijn
indien ik spiegelverkoper geweest was
maar dat is niet zo.

Ze staat voor het open raam
dat ik van hier niet kan zien
en staart in de lucht
die van niemand is
en gemaakt is uit de adem
van een universele, zucht.

Zo, elke dag om zeven uur zeventien
spookt er een meisje door mijn hoofd
dat het niet weet. En dat is genoeg.

vrijdag 8 augustus 2008

13 F

Gedicht opgedragen aan Maarten Inghels.


Ik vroeg te veel van jou en sliep.

Het vroeg je uren wakker liggen
om eindelijk te komen tot de droom
waarin je niet meer
wide awake svegliata lag.

Het laatste schaap dat je nog telde
was zwart, en werd slechts ingebeeld
tot aan het middenrif.

Ik durf er niet meer naar te vragen
maar zo komt het dat het mes
dat je vanochtend koel hanteert
je niet doet denken aan mijn scherp
maar aan het in twee gezaagde schaapje
dat nu aan stukken ligt in je hoofd.

woensdag 6 augustus 2008

11 E

Gedicht opgedragen aan Sylvie Marie.


De voor natuur gehouden plicht
van regulier gezette kapitalen
om zelfs op webpagina's rechtop te blijven staan.

De onverzoenbaarheid van kettingen en stekkers
die anders braaf in taalcentra en knopen
in je hoofd liggen te rusten, pas als ze høken
lift up der Tod qui a i tuoi occhi.

Ik zie ze priemend, wenkendéén naast één
maar toch ondeelbaar, enkel berekend om er
in de eenzaamheid van het getal 11
een dito aantal verzen voor te bloggen.

zaterdag 2 augustus 2008

7 D

Gedicht opgedragen aan Jan Aelberts.


Zeven keer komen en haar
nooit meer laten gaan.

Soms dagen verlangens als deze,
om, een eetmaal lang,
niet deze zelf maar iets anders, ouders,
in atavismo te gaan incarneren.

Anachronistisch: een gladiator
voor huishoudelijk gebruik.
Solipsistisch: een gedicht.

Maar toch nog het verst bezocht ik mij
in brood en koffie, toen zij me
brak, besmeurde en roerde
en ik ons gewillig liet keuren.

Mensen als wij lusten enkel vers.

donderdag 31 juli 2008

5 C

Gedicht opgedragen aan Eva Mouton.


Je gaat zitten, gaat daartoe
even handvat in handvat staan
met de stoel.
Het had nog pragmatischer kunnen zijn
waarom kan ontbijt niet door de lucht
in onze mond geramd
maar je moet zitten,
schuift daartoe aan,
opteert voor
1 dosis koffie, 1 portie brood.

In een ander licht,
gecapteerd uit de ether van
een uitgepuurde verticale constellatie
diept een keizerin de splinters
uit het hecht op zijn hoofd
to unhilt him.

dinsdag 29 juli 2008

3 B

Gedicht opgedragen aan Edgar Allan Poe.


Er zijn gevallen van hoge treden waar
dismembered or memberedgeen
trap valt op te geven. Doorzetting,
die het gevlerkt specimen, eeuwig soort,
weet te mompelen als een Eureka.

Hearken! Lang na de Oerknal, wildly and raving
maar kort voor de echo noteer je zo'n duiding.

(evermore closing accounts of rabies on
that pallid bust of Pallas of yours,

only yours.)

Je zou er haast voor van geduld
willen wisselen met die man op dat bankje
die zich de schoolboeken in
aan het drinken is.

in het drinken is.

ink is.

is.

was.

maandag 28 juli 2008

2 A

Gedicht opgedragen aan David Troch.


Brood en spelen, ze waren ons voor
de hand gelegd, in de mond
belegd met wat we hadden
aan bezwaren tegen bloederig vlees.

Er was nog niet veel om te bezeren,
enkel leeuwen of mensen, anders

christenen of iets dat mooi rent.

En iedereen sliep een holocaust door
bij gebrek aan koffie, waar Zeus
zijn beminden en pleonieme jupijnen
was mee vergeten te impregneren.

Halfweg de kuit van de Romeinse laars
klinkt het lui, en met oogluikend gemak:

È arrivato il momento giusto, morituri,
di salutarci.