Gedicht opgedragen aan Wouter Rogiest.
Toen het laken kreukte
nam je mijn hand gebarend vast.
Of ik stopte, kalm kon zijn:
any minute now, pranzo is served.
Maar ook of ik onder de coating
nog tijger vond, klauwerde, weer-
werk bood, dwars door geboden heen
prikken kon. Hoezeer ik iets wou,
het hard wou—het desnoods met geweld,
het desnoods op zich: ik, die jou wou.
Toen het laken uiteindelijk scheurde
nam je er niet de minste aanstoot aan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten