dinsdag 26 augustus 2008

31 K

Gedicht opgedragen aan Michel Krott.


Ik was zoon, had een vader.
Geloofde in naam van een geest
in een fee die nu, minstens straks,
in dit land zou incarneren,
terwijl ik, moi, me rustig
met opgroeien bezig hield.

Dazed and confused to find out later
that language's borders are
but a thin string in the eye
of the young beholder.
Found myself expecting my own true love
in qualsiasi paese, les étoiles and beyond.

Et cetera, de ramen waarvoor
Godot op verschijnen stond.
Ad infinitum, nieuwe bramen om te plukken
aan mezelf tot ik, bij wijze van amen
aan dit gebed, onsplitsbaar werd,
mezelf tegenkwam in eenendertig,
relikwie van driestrofige eentalligheid
ad perpetuum.

Geen opmerkingen: